De casus: minderheidsaandeelhouders starten kort geding
Een vergelijkbare situatie deed zich in het onderhavige geval – versimpeld weergegeven – voor: in haar vijftienjarige bestaan heeft de vennootschap X Beheer B.V. (de ‘Vennootschap’) slechts één keer dividend uitgekeerd; de rest van het resultaat is steeds toegevoegd aan de reserves. Minderheidsaandeelhouders A en B, die gezamenlijk een 25%-belang hebben, zijn de afgelopen jaren steeds meer op afstand komen te staan van de onderneming van de Vennootschap en richten zich momenteel op het behalen van rendement uit hun investering. Daarom hebben zij in deze jaren getracht de Vennootschap en overige aandeelhouders C, D en E, die tevens bestuurder van de Vennootschap zijn, te bewegen tot het vaststellen van een redelijk dividendbeleid, ofwel tot overname van hun belang tegen een marktconforme prijs.
Deze pogingen blijven echter zonder resultaat. A en B voelen zich daarom als minderheid beklemd en starten een kort geding om de Vennootschap en de overige aandeelhouders te dwingen tot medewerking aan de vaststelling van een redelijk dividendbeleid en aan de vaststelling en uitkering van een dividend ten laste van de reserves.
De uitspraak: geen bestendig dividendbeleid gevoerd
De voorzieningenrechter overweegt dat de meerderheidsaandeelhouders onvoldoende hebben gemotiveerd dat het gevoerde reserveringsbeleid in de gegeven omstandigheden gerechtvaardigd was. Ook luidt het oordeel dat er geen sprake was van onmogelijkheid om dividend uit te keren, maar veeleer van onwil daartoe. De voorzieningenrechter concludeert hieruit dat de Vennootschap geen bestendig dividendbeleid voert en draagt de Vennootschap op om de aandeelhouders een (door een onafhankelijk accountant getoetst) voorstel te doen voor een redelijk dividendbeleid voor de komende vijf jaar.
Wat is een redelijk dividend(beleid)?
Vaste jurisprudentie leerde al dat het gedurende lange tijd oppotten van winsten, zonder dat het vennootschappelijke belang dit rechtvaardigt, onder omstandigheden wanbeleid van de vennootschap kan opleveren. Daarnaast kon uit deze jurisprudentie ook al worden afgeleid dat aandeelhouders in beginsel recht hebben op uitkering van de gerealiseerde winst, tenzij het vennootschappelijke belang reservering rechtvaardigt. Bovendien dient de vennootschap bij het voeren van een dividendbeleid oog te houden voor het belang van haar minderheidsaandeelhouders. Daarbij dient het dividendbeleid kenbaar en deugdelijk gemotiveerd te zijn. Het gedurende onbepaalde tijd handhaven van een reserveringsbeleid zal daarom over het algemeen niet gerechtvaardigd zijn. In de onderhavige uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, begin dit jaar, wordt deze bestendige leer nogmaals bevestigd. Minderheidsaandeelhouders mogen zich verder gesterkt voelen in hun positie.Serge Salomé en Jeroen van den Bliek zijn werkzaam als advocaat bij HVG en gespecialiseerd op het gebied van fusies en overnames, vennootschapsrechtelijke herstructureringen, corporate governance en bestuurdersaansprakelijkheid.